You are here
Description
Louis Hermans komt uit een warm nest met zeven kinderen. Hij groeit op in het centrum vlak bij het standbeeld van Hendrik Van Veldeke. Zijn familie bezit er een woonhuis en het café Cambrinus met daartussen een kegelbaan. De kegelbaan wordt later omgebouwd tot vergaderzaal. Dat brengt goed op: talrijke (middenstands)verenigingen komen er vergaderen.
Net als zijn drie broers gaat hij in de leer bij Jean Dethier, coiffeur en vriend des huizes.
In de Eerste Wereldoorlog wordt Jean ingelijfd bij het 11de linieregiment. Hij wordt al snel als krijgsgevangene afgevoerd naar het kamp van Göttingen. Op een foto die hij naar huis stuurt, staat zijn adres: “Louis Hermans 11de Ligne 2/2 Göttingen, coiffeur Baraque 31, Soltau Hannover”. Behalve kapper is Louis ook lid van de Belgische voetbalploeg in het kamp.
Louis ontmoet na de oorlog zijn echtgenote in Genk. Op 1 april 1925 trouwen ze. Kort daarna bouwen ze een huis met café annex herenkapsalon tegenover de mijn in Waterschei. Daarna keert hij terug naar Hasselt om het café van zijn ouders over te nemen. Het is in de praktijk vooral zijn echtgenote die het café draaiend houdt. Een echt kapsalon heeft Louis niet meer, maar de vaste gasten en de mannelijke familieleden worden geschoren en geknipt in de achterkamer van het café. In 1956 laat Louis de Cambrinus over aan Paul Houben.
De combinatie kapsalon en café was vroeger niet uitzonderlijk. De waard schonk borrels en de kapper knipte het haar. Naar verluid is er in de Cambrinus nog steeds een stamgast die op zaterdag zijn - nu wel elektrische - tondeuse meebrengt en op verzoek een aantal gasten scheert.
Fiche
soldaat 11 Linie, krijgsgevangene in Soltau (D)