Dit huis behoorde in de 17de eeuw toe aan Adriana van Remunde. In 1695 werd het verkocht aan Guilliam Van Nitsen-Lambrechts, van wie het naar de Armentafel overging.

In 1766 werd het de eigendom van oud-burgemeester Nikolaas Gros, die het aan Henricus Wagemans verhuurde en het bij testament aan advocaat F.-R. Cox naliet. Cox verkocht het in 1780 aan Johanna Kerckhof, weduwe van Petrus Massing.

Karel Massin-Moermans (1830-1910) bezat het tot bij zijn dood. Door erfenis kwam het in het bezit van zijn zoon Leander (nvdr: Sylvester Henricus Theophilus) Massin-Janssen. Na diens dood kwam de woning in handen van zijn kinderen. Zij verhuurden het huis aan de weduwe van Defraine, geboren Byloos. Zij was alom bekend als Mit van Nel, of om compleet te zijn als Bab van Mit van Nel. In het midden van de 19de eeuw was 'Mit' marketenster bij de (jolige) burgerwacht. De toenmalige majoor van de wacht was schepen Jacobs uit de Maastrichterstraat. Pronte Mit, een van de mooiste vrouwen van de stad, stond bij de majoor hoog in aanzien. Met haar man, die bij dezelfde burgerwacht tamboer was, had zij een dozijn kinderen.

Van buiten en van binnen was dit huis ouderwets. Typisch was de halfdeur met een vierkant kijkvenstertje ernaast. Tijdens de feesten van het Zevende Jaar zien we zo'n huisje bij de minderbroederskerk opgetimmerd.

Uit: Hasselt intra muros (1989), p. 263.