You are here
Description
Weinige mensen uit Kermt zullen er allicht weet van hebben dat er ooit in hun gemeente een klooster van dominicanessen was.
Vanuit hun moederklooster in Dinant werd in 1927 uitgekeken naar een Limburgse vestigingsplaats voor deze contemplatieve orde. De priorin van dat klooster had na meerdere plaatsen bezocht te hebben haar keus laten vallen op het leegstaande kasteel de Meeûs in Kermt, restant van het vroegere verblijf van de heren van Kermt. Het was de bedoeling dat zij er slechts korte tijd zouden resideren alvorens een definitieve vestigingsplaats te kiezen elders in Limburg.
Op 15 september 1927 namen vijf koorzusters en twee werkzusters hun intrek in het nieuw klooster. Alhoewel zij het salon van het kasteel hadden ingericht als noodkapel, woonden ze toch in de eerste weken de mis bij in de parochiekerk. De parochieherder Emiel Adan werd door de bisschop aangeduid als biechtvader en een Brusselse dominicaan werd hun aalmoezenier.
Een eigenaardig voorval van nachtelijk gestommel op de zolders van het kasteel – nadien bleek dit lawaai veroorzaakt te zijn door ratten en muizen – deed de kleine gemeenschap de schrik om het hart slaan. Zij werden zodanig door paniek gegrepen dat zij er een pater minderbroeder bijhaalden om ter plaatse een duiveluitdrijving uit te voeren. Dit gebeuren bracht de zusters er toe vroegtijdig Kermt te verlaten.
Aanvankelijk dacht men er aan om naar Genk te verhuizen. Dit opzet ging niet door.
Dankzij de bemiddeling van priester Lucianus Ramaekers, die hun door het bisdom als nieuwe aalmoezenier was toegewezen, besloten de dominicanessen hun klooster over te brengen naar de voormalige kartuizerpriorij in Zelem, nog voor dat hun huurcontract van drie jaar beëindigd was.
Het slot in Kermt werd opgeheven op 7 augustus 1928. De daaropvolgende dag vertrokken de zusters naar hun nieuw klooster op de Sint-Jansberg in Zelem waar zij tot 1993 zouden verblijven.
Uit: Kermt & Spalbeek / Warm aanbevolen (2006), pp. 71-72.