You are here
Description
Dit hoekhuis van de Isabellastraat en de Minderbroedersstraat is een oud stevig gebouw. Op 28 februari 1634 kocht J. Hechtermans, pastoor van Wimmertingen, tot orboir ende behoef des convents der Minnebroeders van Sint-Truyen bij proklamatie ten hoogste biedende het huis De Pasteye. De minderbroeders verlieten bijgevolg De Seven Spannen aan de Kapelstraat en namen hun intrek in De Pasteye, in afwachting dat hun klooster werd gebouwd. Zij ruilden hun woning tegen een tuin van het stadsbestuur gelegen achter de stadsschuur aan de Isabellastraat, om daar hun nieuw gebouw op te richten.
Ingevolge het vertrek van de Zusters van Ste. Maria-Magdalena uit het ziekenhuis aan de Diesterstraat werd De Pasteye in 1659 als stadsziekenhuis gebruikt. Toen de zieken in de 19de eeuw onderdak vonden in het grote ziekenhuis der grauwzusters, werd De Pasteye als oudemannenhuis in gebruik genomen.
In de 18de eeuw diende het tevens een tijdlang tot 'correctiehuis'. Daar werden veroordeelden, ingevolge een vonnis, uitgesproken door de magistraat, voor ten hoogste drie maanden opgesloten. Die vonnissen werden opgetekend in de Correctie Boecken, zijnde speciale registers ten getale van negen, lopende over de jaren 1553 tot 1795. Arrestanten wegens wangedrag werden opgesloten bij de cellebroeders en int Groenlandt. (…) Bij besluit van 27 juli 1765 deed de stad achter De Pasteye in de tuin van de minderbroeders vijf nieuwe correctiehuisjes langs de reeds bestaande oprichten.
Toen er van 1800 tot 1819 in Hasselt geen kloosterlingen verbleven, diende De Pasteye tot ziekenhuis. Twee kamertjes bleven voorbehouden voor geestesgestoorden. De gasthuysmeester, bijgestaan door lekenpersoneel, leide het gesticht; het stadsbestuur nam de onkosten voor eten, kleding en verzorging voor zijn rekening. De eerste gasthuismeester was Petrus Reenders, die op 14 juni 1796 werd opgevolgd door Arnold Rutten. Op die datum werd eveneens een reglement met betrekking tot de gasthuismeesteres opgesteld. Luidens deze verordening bestond hun wedde uit twee koppen koren in natura of per effractie per maand en 12 g. 10 st. per patiënt.
In die tijd toen graaf van Hoensbroek, heer van Oostham, stadthelder was en derhalve voorzitter van de Leenzaal, zetelde het Hoogleenhof gedurende twaalf jaar in De Pasteye. Het was in die jaren dat er in 1637-1638 woelige zittingen plaatsvonden n.a.v. de twist tussen Schoonvliet, heer van Kermt, die graag cavalier was geworden, en de voorzitter, die hem, bij gebrek aan het vereiste aantal adellijke kwartieren, dat recht ontzegde. Die twist gaf aanleiding tot handtastelijkheden, die met de wapens werden beslecht. De graaf van Hoensbroek zocht een toevlucht bij de augustijnen en Schoonvliet bij de witte nonnen. Schoonvliet kreeg zijn benoeming tot lid van de Leenzaal niet en de graaf werd opgevolgd door de heer van Vogelzang.
Rond 1860 verkocht de stad De Pasteye. Vanaf dat jaar werd het een privéwoning. Het huis werd betrokken door broodbakker Sodermans-Otten en in het begin van de 20ste eeuw door slager L. Vervoort-Lekens bewoond.
In de linkerzijgevel van De Pasteye waren twee woningen uitgespaard: in het eerste pand aan de Isabellastraat verbleef schoenmaker P.-J. Reekmans; het tweede huis was dat van tabaksfabrikant Jan Van der Eycken. Daarnaast lag het oude schrijnwerkershuis van de gebroeders Oyen. Al deze huizen waren de eigendom van weduwe Oyen-Vanderbeeck, die te Tongeren woonde.
Uit: Hasselt intra muros (1989), pp. 248-251.
Fiche
- 1634-1647: minderbroeders
- stad Hasselt - verkoopt
- ca. 1860
- (?): bakker Lambertus Sodermans (°Maaseik 1866) X Hasselt 1889 Antonia Albertina Barbara Otten (°Tienen 1858)
- slager Louis Vervoort (°Lummen 1868) X Lummen 1891 Josephine Hubertine Lekens (Hoeselt 1858-Hasselt 1929)
- 1636-1641: vergaderplaats van de Edele Leenzaal van Kuringen
- ziekenhuis
woonhuis / handelshuis
- bakkerij Sodermans-Otten
- slagerij Vervoort-Lekens