You are here
Description
De kapucijnen, die hun naam (in verouderde spelling) aan de straat hebben gegeven, kwamen ongevraagd en zelfs ongewenst naar Hasselt. Slechts op een bevelschrift van prins-bisschop Ferdinand van Beieren d.d. 17 februari 1616, die optrad als graaf van Loon, ontving de stad deze kloosterlingen binnen haar muren. Hun opname staat op datum van 17 februari en 21 maart 1616 opgetekend in het tweede ordonnantieboek. De paters begonnen in 1619 met de bouw van hun klooster op zes percelen grond van Inghelandt, die hun waren geschonken door Agnes van Wolffart, weduwe van Godfried van Mombeeck, baanderheer van het graafschap Loon. (…) De kapucijnen vestigden zich op het gedeelte van het Inghelandt dat lag tussen het Preekherenhuis en het Waerdenhof.
Deze kloosterlingen, die een strengere levensregel volgden dan de minderbroeders-recollecten, bewezen waardevolle diensten aan de bevolking. Meer dan dertig jaar na hun aankomst, nl. in 1649, toen de baron van Mombeeck stadthelder of luitenant der lenen was, werden zij door de stad vrijgesteld van de bieraccijns. Zij maakten zich nogmaals verdienstelijk in 1653 en 1654, toen de stad door de Lorreinen werd geteisterd: den 24n ditto heeft Jacob gehaelt vier potten wyns gedraghen by die eerw. Paters Capucienen voor diensten gedaen met brieven draghen naer Luyck (register van de bouwmeesters, 1653-54, folio 43 en 76).
De eerste steen van hun kerk, die noch groot noch prachtig was en in feite meer de naam van kapel verdiende, werd gelegd op 7 september 1623. Bij die gelegenheid schonk de stad 147 g. wyns, voor een waarde van 124 gulden en 19 stuiver. De kerk werd ingewijd op 6 juli 1631 tijdens het burgemeesterschap van Steven de Geloes en Melchior Squaeden.
Dat de Hasseltse kloostergemeenschap een halve eeuw later bloeide, is af te leiden uit het feit dat ze in Loon een klooster wilde stichten. Zij kreeg de steun van landsdeken Richard Chiny, een geboren Hasselaar, en van het kapittel. Maar de voornaamste burgers van Loon en de minderbroeders van Tongeren verzetten zich ertegen, zodat het ontwerp uiteindelijk op 5 december 1703 werd verworpen.
De paters bleven bij voortduring de hoogachting en waardering van de Hasseltse stadsregering genieten. Zulks kan worden afgeleid uit o.m. de volgende aantekening: 1712. Aen die paters Capucienen geoffreert twee kistiens harinck, een portie carpen en 25 wittebroeden voor hun vasten avont.
Op 25 februari 1797 werden de kapucijnen uit hun klooster verjaagd. Reeds op 8 mei van datzelfde jaar werden de kerkmeubelen verkocht en op 3 maart 1798 werden de twee altaren, de preekstoel en de lege biervaten geveild. De gebouwen zelf werden op 13 januari 1798 als nationaal goed voor 95 000 gulden verkocht aan de brander Gerard Thoelen en aan de ontvanger van de registratie Karel Payan. Thoelen richtte zijn gebouw en het deel dat hij huurde van Payan in tot branderij en ossenstallen. Na hem zette zijn schoonzoon Jan Van Vinckenroye dit bedrijf verder.
Op 28 oktober 1802 stemde de gemeenteraad in met het voorstel, de nog beschikbare gebouwen van het klooster aan te kopen. Op 1 oktober werd hier een stadscollege geopend; dit college werd op 1 juni 1844 tot koninklijk atheneum ingericht. Vanaf 3 juli 1865 begon men met de bouw van de nieuwe schoollokalen, die geopend werden vanaf oktober 1866. De aanvankelijke raming der werken werd geschat op 85 000 F, maar de uitvoering liep op tot 117 500 F. De woning van de studieprefect – inmiddels afgebroken – werd later gebouwd. De kerk werd aangepast tot schoolgebouw en nadien tot refter. De sacristie viel bij de verbouwing weg. De gymnastiekzaal bevond zich op de plaats van het voormalige ziekenhuis. De oude gebouwen van de stokerij werden omgevormd tot vier kapelanijen, een werkmanshuis en een jongenspatronaat. Dit gehele complex is pas afgebroken. Op de vrijgekomen ruimte is een volledig nieuwe vleugel van het atheneum gebouwd. Tijdens de bouw werden de lessen gegeven in de vroegere Hoebanx-kazerne aan de Elfde-Liniestraat.
Uit: Hasselt intra muros (1989), pp. 272-273.
Fiche
- klooster
- branderij en ossenstallen
- Stedelijke Middelbare School
- Koninklijk Atheneum
jaren 1980: gesloopt voor nieuwbouw
1975 - Voormalig capucijnenklooster, thans Koninklijk Atheneum. De bouw van het klooster en de kerk van de capucijnen werd aangevat in 1619 en voltooid in 1631; het complex lag volledig intra muros, met een muur aan de stadswal; na opheffing van de orde tijdens de Franse bezetting werden de gebouwen in 1798 verkocht aan G. Thoelen, die er een branderij in onderbracht; in 1808 in gebruik genomen als Stedelijke Middelbare School, tot 1834; in 1844 werd er het Koninklijk Atheneum in ondergebracht. Van het oorspronkelijk klooster bleef slechts één vleugel over, nl. de voormalige kapel, met nok op de Grote Capucienenstraat; acht traveeën en twee bouwlagen onder zadeldak (kunstleien), uit XVII. Witgekalkt bakstenen gebouw met aangepaste rechthoekige muuropeningen (XIX A); verhoogde begane grond. Een rechthoekige deur in een beschilderde hardstenen omlijsting op neuten (XIX). De r.zijgevel is voorzien van een aandak, vlechtingen, topstuk en schouderstukken; muurankers; natuurstenen band onder de geveltop; naast twee recente muuropeningen, verscheidene gedichte rondboogvensters, waarvan een met bakstenen druiplijst met gestrekte uiteinden, die het boogbeloop volgt. (2)
- perceelgrootte (nu): 9941 m2