You are here
Description
Hasselt was een nijverheids- en handelsstadje. Zo ontstond de noodzaak tot uitstallen, verkoop en aankoop van produkten en kwam men tot het inrichten van marktdagen, die uiteindelijk niet beperkt bleven tot de behoeftenvoorziening van de stadsbewoners alleen. Spontaan kwam men tot een arbeidsverdeling.
De ambachtslieden groepeerden zich per beroep. Hasselt telde twaalf georganiseerde en officieel erkende ambachten die gewoonlijk in eenzelfde opsomming werden vermeld: smeden, bakkers, brouwers, vleeshouwers, kramers, kleermakers, lakenmakers volders, scheerders, huidevetters, schoenmakers en linnenwevers. Natuurlijk waren er meer ambachten te Hasselt, maar die werden ondergebracht bij een van de hogergenoemde. Zo behoorden de leemplakkers en de strodekkers tot de linnenwevers terwijl de chirurgijnen te Hasselt onder het ambacht van de smeden vielen. Nadat de Hasseltse gemeenschap zo gestructureerd was, kon men onmogelijk burger van de stad worden zonder zich bij een bepaald ambacht aan te sluiten. In die tijd bewees de leuze "eendracht maakt macht" al haar juistheid, want de ambachtsverenigingen beschikten over een sterke politieke invloed binnen het stadsbestuur. Zij hadden elk hun eigen zegel waarmee zij hun overeenkomsten en besluiten met een eigen symbool van "gelezen en goedgekeurd" waarmerkten.
Ze werden ook ingeschakeld bij de verdediging van de stad en ieder ambacht had meestal de verantwoordelijkheid over één of andere toren van de omwalling, waar het ook zijn munitie bewaarde.
Ze werkten ook mee aan de vergrotingen van de parochiekerk St.-Quintinus, want elke gilde wilde in die kerk een eigen kapel, toegewijd aan haar patroonheilige. Bij de inval van de Fransen in 1794 werden de ambachten, die toen reeds veel politieke macht hadden verloren, afgeschaft en de volledige vrijheid van arbeid werd uitgeroepen.
Uit: Om den brode, in kijk(er) op hasselt 750 jaar stad (1982), z.p.