You are here
Description
Dit pand lag schuin tegenover De Roode Leeuw. Een tijdlang heeft het als rijkswachtkazerne dienst gedaan. Het was een breed en diep huis, typisch door zijn vooruitspringende bovengevel en zijn 17de-eeuwse constructie van leem en eikenhout. Zoals vele andere oude panden in de stad werd het in meer recente tijden met pleisterklei bestreken. Aanvankelijk stond het jaartal 1644 boven de toegangsdeur; die datum verdween echter onder de dunne laag pleister. De Groote Gulden Leeuw was derhalve 15 jaar ouder dan Het Sweert.
De Groote Gulden Leeuw werd gebouwd en bewoond door Andreas Rinck, wiens kleinzoon Andreas Rinck-Wauters in 1764 voor 1800 gulden De Housaer aan de Grote Markt heeft gekocht. Laatstgenoemde was van 1780 tot 1786 stadsbouwmeester. Andreas Rinck verkocht zijn huis op 6 maart 1712 voor 2000 gulden en de lasten aan Joannes Stocx, die het een twaalftal jaren daarna aan Nikolaas Motmans overliet. Motmans verkocht het op 30 juni 1742 aan Anna van Hilst, meesteres van het Begijnhof. In 1764 kwam het in het bezit van Servaas d'Erckenteel. In de 18de eeuw werd ook het meest zuidelijk gelegen deel van de tuin onteigend, dat op de plaats waar de auwe bauw werd opgericht en aan de Walputsteeg grensde.
In het midden van de 19de eeuw was De Groote Gulden Leeuw de eigendom en woning van Lodewijk Prengel, de grootste tabakskweker en –handelaar van onze stad. Deze benutte de ruime en welverluchte zolders van zijn grote woning om de tabaksbladeren te drogen en te verwerken. Hij hield er ook een herberg, die gunstig bekend stond om haar gebraden gans, waarvoor hij een ruime reclame maakte in de plaatselijke pers.
In het begin van onze eeuw werd deze woning in drie delen gesplitst. Het eerste deel (huis nummer 10) werd bewoond door de handwerker Jan Blocken; het was de eigendom van de eigenaar van Groot Vogelsanck bij de Kempische Poort. Nummer 12, woning van schoenmaker Hendrik Bertels, en nummer 14, een graanopslagplaats, waren de eigendom van August Collin-Caluwaerts uit De Warande aan de Demerstraat.
Uit: Hasselt intra muros (1989), p. 251.
Fiche
- 1ste helft 17de eeuw: Andreas Rinck - verkoopt aan
- 1712: Joannes Stocx
- 1724: Nikolaas Motmans - verkoopt aan
- 1742: Anna van Hilst, meesteres van het begijnhof
- 1764: Servaas d'Erckenteel
- midden 19de eeuw: tabakskweker en –handelaar Lodewijk Prengel
woonhuis / handelshuis
- tabakhandel / herberg
- rijkswachtkazerne