You are here
Description
Volgens de overlevering werd op 25 juli 1317 de kapelaan van Lummen in het gehucht Viversel bij Bolderberg bij een stervende ontboden om hem de laatste sacramenten toe te dienen. In de woning van de zieke toegekomen, plaatste de priester het viaticum op een tafeltje en begaf zich intussen naar de ziekenkamer. Inmiddels hadden enkele aanwezigen het deksel van de ciborie gelicht en de hostie met de handen geprofaneerd, waarop deze begon te bloeden.
Na rijp beraad bracht de kapelaan de hostie terug naar de kapel en besliste na overleg met de parochieherder van Lummen om de wonderhostie over te brengen naar de abdij van Herkenrode. Hier zou hij het advies inwinnen van de cisterziënzermonnik Simon van Aulne. Op 1 augustus 1317 trok hij naar de abdij. Tijdens zijn voettocht gebeurden er tal van wonderbare tekenen en bij de aankomst van de hostie in de abdij begon de klok spontaan te luiden.
De miraculeuze hostie bleef tot 1796 in de abdijkerk bewaard, waar zij het voorwerp van verering door talloze pelgrims werd. Tijdens de Franse Beloken Tijd werd ze bij Hasseltse families verborgen gehouden.
Op 24 september 1804 werd ze met passende luister naar de Sint-Quintinuskathedraal van Hasselt overgebracht.
Uit: Verspreide pracht - Het roerende kunstbezit van de abdij (2002), p 34.