* Begraven Brugge; herbegraven Steenbrugge (Assebroek / Brugge), Kleine Kerkhofstraat, stedelijke begraafplaats, militair ereperk, graf nr. 374; vermelding van naam Gedenkplaat slachtoffers Eerste Wereldoorlog (Station Hasselt); vermelding van naam Oorlogsmonument Hoeselt
* 1953: “Hoeselt / (…) Kon. Harmonie “St. Cecilia” (…) Maandagavond om 8u.30, Is ’t andermaal vergadering aan de gildezaal en dat om een serenade te gaan brengen aan de jubilarissen van een diamanten bruiloft, namelijk Jacobus Heynen-Fidlers. (…)” (1) – “Diamanten bruiloft te Hoeselt / Jacobus Heynen en Maria Fidlers aan de eer / (…) De jubilarissen lieten zich in de echt verbinden op 5 Juli 1893 en dat, na slechts tweemaal te zijn voorgeroepen in de kerk, omdat Z.E.H. Pastoor Paul Kerkhofs, pas te Hoeselt, het eenmaal vergeten had., Koob was werkzaaam bij de timmerlieden tot het jaar 1904 en dan trok hij naar de koolmijn Espérance te Luik. Wie zich nu inbeeldt dat zo'n traject met een luxewagen werd afgelegd, trekt precies wel aan het kortste eind: te voet asjeblieft! Van 's Maandags 's morgens tot 's Zaterdags 's avonds. Nadien was hij ook een enkele tijd werkzaam in de zagerij te Bilzen en op Weier te Hoeselt. Maar in 1929 begon hij opnieuw aan een Waalse mijn te Luik en dit, zo vertelt hij nu nog, aan de schacht van de koolmijn Espérance, waar hij een stukske van zijn hart verloren had. In 1937 werd hij als werkman aan de gemeente op pensioen gesteld. Maar, dat kon natuurlijk zo maar niet gaan van het werk afscheid nemen en hele dagen niets meer te doen hebben, dat bestond voor Koob niet. Nu nog verklaart hij ronduit: «Liever gratis voor niemand werken, dan onledig achter de kachel te zitten». Moeder Marie is steeds voor iedereen een moeder geweest. Bij de vraag hoeveel kinderen zij heeft gehad, antwoordt ze flink «Twee dochters en ik heb ook 2 kleinkinderen en vijf achterkleinkinderen». En terwijl ze een traan wegpinkt, voegt ze er aan toe: «En een zoon, onze Karel. En uit een versleten kerkboek, met tekst in grote druk, heeft ze voor ons een doodprentje gehaald, waarop vermeld staat, dat Karel Heynen in de wereldbrand 1914-1918 op 5 November 1918 werd gewond en gestorven is in het militair hospitaal te Brugge op 30 November 1918. «Als ik daaraan denk, Mijnheer, dan feesten we maar liever niet en laten alles maar», zo zegt ze. Een Hoeselaar zou echter liever van schaamte in de grond kruipen, dan zulke gebeurtenis ongemerkt te laten voorbijgaan. (…)” (2)