Description
pp. 44-45
Alfons Jeurissen
Op het Alfons Jeurissenpleintje in de gelijknamige straat midden op het Nieuwveld herinnert een klein monument aan de man die de straat honoreerde met zijn naam. Op een gedenkplaat wordt de beeltenis van de Hasseltse novellist Alfons Jeurissen voorgesteld, de douanier die doorheen zijn werken de lof bezong van de Limburgse hei. Met een onnavolgbare pen beschreef hij de hardheid van het leven op de Kempische heide en van haar bewoners.
Alfons Jeurissen werd geboren op 9 mei 1874 te Hasselt aan de Fruitmarkt in de schaduw van de Grote Kerk. Zijn kinderjaren waren gedragen door de warme huiselijke geborgenheid van zijn attentvolle ouders. Muziek, zang, piano en leesboeken uit de bibliotheek van zijn vader doorkruisten zijn jaren als opgroeiende jongeman. Zijn middelbaar onderwijs liep hij aan het Sint-Jozefscollege. Toen reeds viel hij op in het maken van opstellen en in het schrijven van verhalen. Hij was er tevens praeses van plaatselijke studentenbonden.
Na zijn collegeperiode kreeg hij in 1893 een job op het belastingkantoor te Hasselt. Toen hij in 1897 terechtkwam op de toldienst trad hij in het huwelijk met Anna Maria Maes uit Hasselt. Deze sterke vrouw heeft hem in lief en leed trouw bijgestaan tot aan zijn dood.
De eerste acht jaren van zijn leven als kommies was Fons eerder depressief. Hij kwam er niet toe de pen ter hand te nemen. Toch werd deze periode een bron van steeds nieuwe opborrelende inspiratie. Die vond hij vooral op de dagen dat hij op velddienst gestuurd werd, avonden van zomerbrand op de vlakke heide en nachten van gierende winden en plensende buien als hij de smokkelaars op de hielen zat. Vaak gingen de douaniers dan bij weer en ontij schuilen in de zwartgeblakerde lemen huisjes van de heiboerkens. Gretig luisterden zij naar de geheimzinnige vertelsels over heksen en spoken. De neerslag van deze verhalen bundelde hij in zijn 'Heksendans' en zijn 'Heikleuters'. Hij kende de heide en haar zandwegeltjes als de lijnen van zijn hand.
Na de Eerste Wereldoorlog werd Jeurissen genadeloos getroffen door het zwaard van de repressie omwille van een opgelegde tewerkstelling in de bibliotheek van het ministerie van Financiën. Deze job werd hem na de oorlog als een antivaderlands gebaar aangerekend. Eind 1918 werd hij uit zijn ambt ontzet zonder aanspraak te kunnen maken op een pensioen of enige bezoldiging. Voor zijn gezin met vrouw en drie kinderen betekende deze rechterlijke uitspraak een blijvend vooruitzicht van ellende en ontbering. Voor hemzelf betekende deze veroordeling het begin van een slepende borstkwaal, die onverbiddelijk zou leiden tot zijn vroegtijdige dood.
Alfons Jeurissen heeft moeten vechten en zelfs bedelen voor zijn brood. In 1921 bezorgde zijn vriend August Van Cauwelaert hem een betrekking bij de Gevaertfabrieken in Mortsel.
Hij overleed op donderdag 18 juni 1925 als gevolg van een jarenlang gedragen longtering. Pas na zijn dood werd zijn werk ten volle geapprecieerd. Uit waardering werd deze eenvoudige ingoede man en schilder van de Kempische heide in Ekeren, Diepenbeek en op de Banneuxwijk vereerd met een straatnaam.