You are here
Description
Henricus Lanceloot, zoon van Andreas, secretaris van de Grote Raad in Mechelen, en van Margaretha Vischavens, trad in bij de augustijnen in Mechelen, waar op dat ogenblik Henricus Jaupen prior was.
Op 25-jarige leeftijd werd hij prior in Hasselt. Daarna was hij prior in Trier, Brussel en Gent, en commissaris-generaal voor de Rijnprovincie. Hij promoveerde tot doctor in de godgeleerdheid in Leuven bij de beruchte Jansenius.
Hij schreef zestien boeken. Bij zijn overlijden werden zijn Commentarii in omnes utriusque testamenti libros ter voltooiing, samen met allerhande aantekeningen, aan Mantelius toevertrouwd, aan wie echter de tijd ontbrak om ze af te werken. Mantelius hield op 11 januari 1643 de lijkrede en schilderde Lanceloot af als een predikant wiens welsprekendheid verhoogd werd door vele lichamelijke begaafdheden.
Zijn stoffelijk overschot werd begraven in de augustijnenkerk in Antwerpen, onder de grafsteen van zijn broer Cornelis, die van 1599 tot 1607 prior in Hasselt was.
Zijn beste werk, Hoereticum Quare, werd in het Frans, het Engels, het Italiaans, het Pools en het Nederlands vertaald. De Nederlandse vertaling kreeg de leuke titel Het Kleyn mondstopperken.