Gerard Michiels, geboren in Lommel in 1908 en er overleden in 1992, was priester, prefect en leraar Nederlands en Godsdienst in het Sint-Jozefscollege van Hasselt van 1935 tot 1955. Michiels stichtte er het studentenblad Collegiana. Hij richtte ook de letterkundige academie ‘Beuk en spar’ op en was secretaris van het Davidsfonds Hasselt tussen 1944-1955. In 1936 was hij medestichter van de Vereniging van Limburgse Schrijvers.

Michiels was ook actief in talrijke andere verenigingen en schreef heel wat bijdragen in diverse tijdschriften. Van Michiels wordt een collectie brieven en handschriften bewaard in het Letterenhuis in Antwerpen.

Werken van zijn hand zijn:

• Jacob Lenaerts (1932);
• Wegen naar God (1939);
• Gebed om licht: gedichten (1954);
• Vondel's Lucifer en Adam in Ballingschap: Verklaring ten gebruike van het Middelbaar- en Normaalonderwijs (1954);
• 50 Gedichten: de aardse offerande (1963);
• Davidsfonds Hasselt: een eeuw Davidsfonds 1875-1975 (1975);
• Alsof het gisteren gebeurde: een historische schets van het ontstaan en de betekenis van De nieuwe gemeenschap, Vereniging van jonge Limburgse Kunstenaars 1945-1955: een historische schets van het ontstaan en de betekenis van De nieuwe gemeenschap, Vereniging van jonge Limburgse Kunstenaars 1945-1955 (1980, i.s.m. Bart Mesotten en Rik Schoofs);
• Commentaar bij Vondel's Lucifer en Adam in Ballingschap (s.d.);
• De jeugdschrijver Lod. Lavki 1893-1954: leven en werk (s.d.);
• Flor Van Vinckenroye en "Nieuwe Stemmen" (1945-1948) (s.d.);
• Prometheus en andere gedichten (s.d.). (nvdr: 1947)

Van Michiels wordt een collectie brieven en handschriften bewaard in het Letterenhuis.