You are here
Description
't Daghet in den Oosten was een tijdschrift dat verscheen van 1885 tot 1914. Het blad werd gedrukt door M. Ceysens te Hasselt. Het tijdschrift stelde zichzelf als doel; ‘…als ’t God belieft, de herten van de Limburgers wat warm te maken voor taal en andere wetensweerdigheden’.
Het tijdschrift ontstond in het Luikse Groot Seminarie onder invloed van Guido Gezelle. Stichters waren Polydoor Daniëls, August Cuppens, Jacob Lenaerts en Arthur Lewylle. Daniëls nam de leiding, maar Gezelle bleef de bezieler. In 1908 werd Cuppens hoofdopsteller en kreeg het tijdschrift een duidelijk literair karakter. Volgens de ondertitel was het tijdschrift van toen af bestemd voor 'alle liefhebbers van Dietsche letterkunde'. 't Daghet in den Oosten was niet politiek georiënteerd, maar had onmiskenbaar een katholieke strekking en huldigde taalparticularistische opvattingen. Het tijdschrift droeg sterk bij tot de Vlaamse bewustwording in Limburg. Het doel van het blad was 'de Limburgers van Belgenland en Holland tot eerbied en liefde jegens hun eigen volk op te wekken, en alzoo mee te werken om de ontaarding te bestrijden... in Godsdienst, Taal, Zeden en Gebruiken'. In de eerste jaren fungeerde het als ledenblad van de Limburgsche Gouwgilde, maar vanaf 1888 werd die rol overgenomen door De Kabouter uit het Land van Loon.
De titel van het tijdschrift refereert naar de aanvangsregel voor een middeleeuws minnelied van een anonieme auteur, dat gaat over een ridder die in de vroege morgen een tweegevecht zou moeten aangaan met een andere edelman. De vader van het meisje dat hij begeert heeft zijn dochter voorbestemd aan zijn rivaal, die de ridder vermoord. Het meisje wijst de moordenaar af en wil nog liever een kloosternon worden.