You are here
Description
Het ontstaan van de parochie Onze-Lieve-Vrouw Bezoeking in Godsheide is te situeren in het midden van de negentiende eeuw. In die periode, na de kater die de Franse Revolutie had opgeleverd, was het katholieke reveil een feit. Nieuwe parochies sprongen als paddenstoelen uit de grond, honderden kloosters en abdijen kregen hun tweede stichting, bedevaartsplekken zoals Lourdes (1858) en later ook Banneux (1933) werden ‘geboren’ en talloze religieuze verenigingen werden opnieuw opgericht.
Deze tendens ging gepaard met de industriële revolutie. De negentiende eeuw was een tijd waarin technologie en wetenschap met grote stappen vooruitgingen. De nieuwe inzichten en vernieuwingen op dat vlak hadden onder andere tot gevolg dat de bevolkingsgroei ongeziene hoogtes bereikte. Die bevolkingsgroei, samen met een hervonden godsdienstvrijheid, zorgde voor het ontstaan van nieuwe parochies en de uitbreiding van de bestaande. Zeker op het platteland voldeden de veelal oude kapelletjes en kleine kerkjes niet meer aan de noden. De stichting van nieuwe parochies en de bouw van nieuwe en grotere kerkgebouwen waren het gevolg daarvan.
De Hasseltse periferie met haar vele gehuchten en dorpen kende deze geschiedenis ook. Terwijl een groot deel van de vandaag bestaande parochies gesticht werden aan het einde van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw, zag de parochie Onze-Lieve-Vrouw Bezoeking in Godsheide het levenslicht reeds in 1849. Deze oprichting van de nieuwe parochie was het resultaat van de inspanningen van Theodoor Spaas, de deken van Hasselt, en een aantal geestelijken uit verschillende dekenale kantons. Zij kregen, samen met de Godsheidenaren, ook de stad Hasselt op de kar.
In een brief van Cornelius Van Bommel, bisschop van Luik, werd de parochie canonisch opgericht en werden de grenzen ervan vastgelegd. De tekst uit deze brief luidde als volgt:
Grens tussen Hasselt en Goetschey
Van de galgenbrug worden beide parochiën gescheyden door den steenweg op Diepenbeek welken men volgt tot aan de Voordenstraat. Deze straat maakt den limiet, alsmede de Hach wijverstraat alsmede de straat van Hasselt naar Bouckericke die leidt naar den dreft die uitkomt op den steenweg van Genck. De parochies Goetschey en Genk zijn gescheiden door een weg toebehorende aan de winning van Bouckerick en den grooten dreft die regelrecht uitkomt op den steenweg, omtrent 760m boven het huis Bonten, daarna loopt den limiet door de heide op den hoek van het huis Arens af zodat dit huis onder de parochie Goetschey komt en vandaar loopt zij op de Miezerikbeek aan. De limieten van Goetschey en Diepenbeek worden bepaald door de Miezerikbeek en door een gedeelte van den steenweg en zo naar de galgenbeek.
Dezen brief werd afgelezen op den zondag na ontvangst aldus pastoor Bartholeyns.
Op 17 mei 1849 werd de rector, Robert Bartholeyns, aangesteld als eerste pastoor met alle rechten en plichten van dien. Na de oprichting van de parochie zou de bouw van een nieuwe kerk twee jaar op zich laten wachten. Tot die tijd werd de mis opgedragen in de kleine kapel, de kapel van de schaapherder, op de hoek van de Kiezelstraat en de Beerhoutstraat. Van die kapel blijft niets meer over, tenzij het Lieve-Vrouwbeeld, dat aan de familie Martens-Budé behoorde en door die familie op 28 december 1911 aan de kerk werd geschonken, op voorwaarde dat het nooit zou worden verkocht en in de kerk zou blijven.
De parochie kende in de daaropvolgende jaren een gestage groei. De bevolking zou pas echt aangroeien na 1914, het jaar waarin steenkoollagen in Genk werden ontdekt. Die industrie zorgde ervoor dat Genk en ook Hasselt aanzuigpunten werden voor mijnwerkersgezinnen. De kerk van Godsheide werd na verloop van tijd dan ook te klein bevonden en in 1950 besloot men de kerk te vergroten.
Uit: Godsheide en Malpertuus / Warm aanbevolen (2013), pp. 45-46.