You are here
Description
De verheffing of relevering (Fr. relief) is de uitkering van het overschrijvingsrecht door de leenman aan de leenheer bij het verheffen van het leen (relevare feudum). Op die uitkering had de leenheer recht, telkens wanneer een nieuwe leenvolger optrad. De plechtigheid ging gepaard met de eedaflegging voor de graaf van Loon of zijn stadthelder, in het bijzijn van minstens vier getuigen, die tot in 1727 het verheffingshof vormden. De stadthelder of luitenant der lenen was de plaatsvervanger van de graaf. In de oude registers komen de woorden verheffen, verheffingsakte, verheffingshof niet voor; daarin worden de uitdrukkingen een leen bekennen of bekentenis doen van een leen aen den leenheer gebruikt.
In de 17de en 18de eeuw hadden de verheffingen uitsluitend plaats te Hasselt voor de Leenzaal van Kuringen; de stadthelder woonde trouwens te Hasselt. Tevoren gebeurde zulks in de plaatsen waar de graaf of zijn stadthelder tijdelijk verbleven. Het 50ste en laatste register van de Leenzaal (1764-1773) draagt als titel: Register der Bekentenissen van den nieuwen heer geaden sijne doorluchtighe Hoogheijdt Carolus graeve d'Oultremont gecosen ende geconfirmeert in 't jaere 1764 Prins ende Bisschop van Luyck als graeve van Loon. Het 49ste register bevat de Bekentenissen van den nieuwen heer Georgius a Bergis 1724-1725 en het daaraan voorafgaande heet Register 48 der Relieven.
Een leengoed verheffen of releveren is trouwens synoniem met het bekennen (= erkennen) van de nieuwe leenheer. Lezen wij niet in het 49ste register: den nieuwen heer bekent ende den eedt van trauwe gedaen ten opzichte van de wenninge van Henegauwe, 17 juli 1725. De term verheffingsakte komt ons dan ook minder typisch voor dan bekentenisakte en verheffen minder correct dan bekennen. Relevering, releveren en relieven zijn trouwens bastaardwoorden, waaraan thans een andere betekenis wordt gegeven.
Uit: Hasselt intra muros (1989), p. 64, noot 64.