You are here
Description
Hasselaren worden wel eens Vinstermikken genoemd. Over de oorsprong van die naam bestaan verschillende theorieën.
Een mik is een melkbrood dat de vrouwen thuis bakten tijdens zon- of feestdagen. Om het te laten afkoelen werd het brood op de vensterbank in het open venster (vinster) gezet. Nieuwsgierig als ze was, ging de vrouw dan in de vensteropening hangen. Zo kon ze zien wat er op straat gebeurde en een praatje slaan (roddelen) met de buurvrouw of voorbijgangers. Een vinstermik is overdrachtelijk dus een nieuwsgierige Hasseltse vrouw, die altijd uit het raam hangt om te kijken wat er buiten gebeurt. En meer algemeen zijn Hasselaren nieuwsgierige mensen.
Een andere theorie verwijst naar de mik als een luxebrood (want gemaakt met melk in plaats van water) dat op zon- en feestdagen gegeten werd. De bakker legde het in de etalage van zijn winkel als luxeartikel. In Hasselt ligt iets 'in een vinster' als het in een etalage ligt. 'Vinsteren' is dus etaleren, tonen. Hasselaren werden vroeger aanzien als pronkerige mensen. Ze etaleerden graag hun luxe, zoals een mik die in de 'vinster' lag. Daarom heetten Hasselaren vinstermikken.
Hiermee verwant is de uitleg dat Vinstermikken een verzamelterm voor het vinstermieke en vinsterpieke is. Deze beeldbroden werden vervaardigd uit mikdeeg en wogen 700 g tot 1 kg. Ze toonden de beeltenis van een naakte vrouw en man. De broden werden door middel van suiker bijgewerkt om dat geslacht te accentueren. 'Vinsteren' betekent dan het uitstallen, tonen (van de geslachtsdelen). 'Mikken' verwijst naar billen, dijen, achterwerk. Tot in de jaren '40 van de vorige eeuw werd dit soort mikbrood uitgedeeld als prijs tijdens kaartwedstrijden die op kerstavond in de Hasseltse cafés plaats hadden. De winnaar kreeg een vinstermieke en vinsterpieke van 70 cm als troffee, terwijl nummer twee een kleiner en nummer drie het kleinste broodduo wonnen. Bakkerij Cox-Tuts op de Botermarkt was de place to be voor vinstermikken. Meestal aten de Hasselaren deze broden warm met appelstroop.