Gedurende bijna een eeuw, van 1859 tot 1958, bespeelde de familie Hamoir het orgel van de Sint-Quintinuskerk. Achtereenvolgens waren dit:

* 1859-1881: Joseph Ludovicus (Louis) Hamoir. (Hasselt 9 juni 1832-28 juli 1881). Hij huwde op 21 november 1867 Maria B.A. Grieten en werd na zijn overlijden opgevolgd door zijn jonge broer.

* 1881-1912: Theodoor Andreas Hamoir. (Hasselt 25 november 1834-2 april 1912). Hij huwde op 9 september 1868 Maria J.H. Cordens. In 1855 kreeg hij van de stad Hasselt een studiebeurs van 150 fr. om te studeren aan het Muziekconservatorium te Brussel bij de beroemde musicoloog Fétis. In 1858 behaalde hij een tweede prijs voor zang. Een contract met de Brusselse Muntschouwburg sloeg hij af om zich definitief in Hasselt te vestigen. In 1867 stichtte hij samen met G. Vanrey en L. Deus de zangvereniging 'De Melodieke Kring - Le Cercle Mélodique'. Het doel van deze vereniging was naast het beoefenen van de vokale kunst, ook pedagogisch: "Notre Société outre son but artistique a encore en vue la moralité de l'ouvrier". Vanaf 1867 werd er ook een muziekschool ingericht, waarvan directeur Th. Hamoir zelf de lessen notenleer gaf. De vereniging bestond vooral uit werklieden en festivals buiten de provincie.

Theodoor was ook een vaardig componist. De meeste van zijn composities zijn echter niet uitgegeven. Zijn meest gekende werk is de 'Cantate voor het Zevende Jaar', die geruime tijd bij de Virga-Jessefeesten te Hasselt werd uitgevoerd. Ook een reeks gedichten van de Hoeseltse poëet Lambrecht Lambrechts heeft hij op muziek gezet. In het Sint-Jozefscollege heeft hij verschillende geslaagde opvoeringen van zijn cantates gegeven. Daarnaast was hij van 1886 tot 1901 leraar muziek aan het Atheneum. Hij was bovendien een actief lid van de Sint-Gregoriusvereniging. Van 1876 af was hij ook stadsbeiaardier.

* 1912-1958: Alfons Marie Joseph Hubert Hamoir. (Hasselt 28 juli 1873-Alken 16 augustus 1965). Reeds op 18-jarige leeftijd mocht hij zijn vader sporadisch vervangen als organist van de Sint-Quintinuskerk te Hasselt. Vanaf 17 mei 1912 tot in 1955 was hij ook stadsbeiaardier. Bij de oprichting van de Limburgse Orgelschool in 1916 werd hij benoemd tot leraar harmonie. Tevens was hij van 1901 tot 1933 leraar muziek aan het Atheneum te Hasselt. Op cultureel gebied was hij vanaf 1910 lid van het Leesgezelschap van Eugeen Leën. Voor deze sociëteit hield hij op 20 maart 1914 een lezing over "Vlaanderens eereplaats in de geschiedenis der Muziek" en een jaar later een voordracht over de beiaard van Hasselt.
Alfons Hamoir volgde zijn vader ook op als bezieler van de Sint-Gregoriusvereniging, later omgevormd tot het Sint-Quintinuszangkoor.

Uit: De familie Hamoir een eeuw aan het orgel, in Orgels in Hasselt (1984), pp. 29-30.